Jan en Ellen Smit hebben meer dan dertig kinderen. Al zijn ze niet allemaal van henzelf, toch beschouwen ze de Thaise gevangeniswezen die ze opvangen als eigen vlees en bloed. Het echtpaar verliet zijn eigen comfortzone om in gevangenissen in Thailand nieuwe hoop te brengen. Maar God volgen is niet altijd zonder worsteling. Ellen: “Ik heb drie jaar met God gestreden.”
Roeping
“Kijk, dit is een beeld uit de gevangenis van Chiang Rai dat ons hart raakte,” vertelt Jan over het begin van hun roeping. Hij toont een unieke foto, die ooit op internet stond. Nadat Jan (54) en Ellen (52) de afbeelding van internet hadden gedownload, werd de foto door de Thaise overheid verwijderd. Visie mag de foto niet afdrukken – dat zou problemen kunnen geven voor het werk van Jan en Ellen – maar beschrijven kunnen we hem wel. Het eerste wat opvalt, zijn de kindergezichtjes. De ogen in de grauwe, vuile koppies staan apathisch en leeg. De kinderen klemmen hun knuistjes om ijzeren spijlen en duwen hun hoofd tussen de tralies door, wachtend op… ja, op wat? “Ze wachten op hun moeders die aan het eind van de dag terugkomen van hun werk in de gevangenis,” vertelt Jan. “Dit zijn vaak moeders uit de berglanden van Thailand, het zogenaamde Hill Tribe volk. Door de eeuwen heen hebben zij door Laos, Birma en Thailand kunnen trekken, maar toen er grenzen kwamen, werden zij illegalen. Ze hebben meestal geen identiteits- of Thais legitimatiebewijs en daardoor ook geen kansen. Thailand is een land met voornamelijk boeddhisten en die geloven in een karma. Als je aan lager wal bent geraakt, is dat de schuld van je eigen karma. Deze vrouwen hebben vaak geen toegang tot gezondheidszorg en werk. Vooral jonge moeders komen in de verleiding drugs te smokkelen en belanden met hun kind achter de tralies.”
“Moet je ze zien staan,” wijst Ellen. “De hele dag zitten ze in een soort hondenkennel zonder speelgoed en onderwijs. Deze foto deed voor ons de deur naar Thailand open.”
Pauluservaring
Alvorens die ‘deur’ openging, was er al heel wat veranderd in het gezin Smit. Begin jaren negentig werkte Jan nog in de commerciële sector en Ellen in de zorg. Een jaar na hun trouwen beviel Ellen van Jasper; hij bleek ernstig lichamelijk gehandicapt. Ellen vertelt: “Toen Jasper 4 was, gaf hij aan dat hij dood wilde, want dan ging hij naar de hemel, waar Jezus hem zou genezen. Hoewel ik hervormd opgevoed ben, waren wij zelf niet echt gelovig, dus wij stimuleerden hem niet in zijn kinderlijk geloof. Op school kreeg hij les uit de Bijbel, en ik werd geraakt door de kerstliedjes waarmee hij thuiskwam.” Jan had op zijn beurt ook een kennismaking met Jezus. “Toen ik op een dag op de snelweg reed, zag ik iemand op de vangrail staan. Ik dacht dat hij voor mijn auto wilde springen, maar terwijl ik hem passeerde, was het alsof ik door een groot licht reed. Ik hoorde een stem zeggen: ‘Eerst zien, dan geloven. Ik ben er ook voor jou.’ Intuïtief wist ik dat het Jezus was. Het was een soort Pauluservaring. Allerlei emoties kwamen los en ik moest vreselijk huilen. Achteraf zie ik dit als het moment dat ons gezin veranderde.”
Samen met Ellen ging hij op zoek naar een kerkelijke gemeente waar ze zich uiteindelijk ook lieten dopen. Dit tot grote vreugde van Jasper.
Jan: “Niet lang na onze bekering kreeg ik een beeld dat wij kinderen in nood in India zouden gaan helpen. Hoewel ik het heel moeilijk vond hier alles achter te laten, was ik er vol van.” Ellen beaamt: “Hij stond om de haverklap met de koffers klaar om te vertrekken, maar we hadden meer tijd nodig.”
Gevecht
Na overleg met hun gemeente besloten Jan en Ellen eerst de bijbelschool die ze volgden, af te maken. In 1996 vertrokken ze voor een oriënterend bezoek naar India. In hun vrije tijd en tijdens de vakanties zetten ze samen met de bekende evangelist dr. Job een weeshuis op. Toen hun vakanties niet meer voldoende waren voor het werk in India, volgde er een aantal ingrijpende beslissingen. Jan: “We zegden onze baan op, verkochten ons huis en gingen in een flat wonen. Van het overgebleven geld konden we onszelf onderhouden.” Het typeert hun enorme bewogenheid. Omdat ze in India bekend werden om hun evangelisatieactiviteiten, mochten ze het land niet meer in. Maar de roeping voor kinderen was er nog steeds. Toen Jan de gewraakte foto met de kinderen achter tralies op internet tegenkwam, ging zijn hart open. Thailand was de plek.
Zijn vrouw had echter meer tijd nodig. “Als we zouden gaan, was het niet verstandig Jasper mee te nemen. Hij woonde net op zichzelf, maar ik zat nog met al mijn tentakels aan hem vast. Als je zo intens voor je kind gezorgd hebt, krijg je een heel bijzondere band. ‘God, waarom moet ik andere kinderen gaan helpen, terwijl ik niet eens voor mijn eigen kind kan zorgen!’ heb ik uitgeroepen. Het was een proces van loslaten, maar dat was vreselijk moeilijk. Ik heb in Thailand drie jaar met God gestreden. Uiteindelijk werd ook mijn hart aangeraakt, door het bijbelse verhaal van Ruth. ‘Stuur mij maar,’ kon ik samen met haar zeggen.”
De beslissing om te vertrekken, leverde gemengde reacties op. “Een aantal christenen is echt heel boos op ons geworden. ‘Ook al heb je een roeping, je laat je gehandicapte zoon en bejaarde ouders toch niet achter?!’ redeneerden zij. Het is heel moeilijk als je door christenen wordt veroordeeld in de keuzes die je maakt. Maar wij voelden in iedere vezel dat God ons riep. En dan ga je,” spreekt Ellen stellig.
Schurft
Met weinig tot niets – het geld van het huis was al op – arriveerde het bevlogen stel in Thailand. Ze zochten een woning, leerden met een tolk te spreken en bezochten de gevangenis van Chiang Rai, waar 45 kinderen met hun moeders gevangenzaten. Samen met de gevangenisleiding zetten ze een dagcentrum voor de kinderen op, waar ze ook buiten konden spelen. Het was het begin van hun werk, dat zich inmiddels over zes gevangenissen heeft verspreid. Jan: “Als ergens een deur dichtging, ging er een andere weer open. De Thaise gevangenisdirecties zitten zelf ook met de kinderen in hun maag en het is daarom een dankbare samenwerking. We begonnen met dagopvang, maar konden op een gegeven moment ook diensten in de gevangenis organiseren, waar we mensen mochten dopen met ons mobiele doopbad. Ook hebben we twee opvanghuizen voor kinderen buiten de gevangenis opgezet, waar inmiddels 34 kinderen wonen. Als de moeder toestemming geeft, kan het kind daar opgroeien totdat zij vrijkomt. Het kind krijgt een beter leven, maar we zorgen ook voor de moeders. Ze krijgen elke maand wat geld om zichzelf van noodzakelijke dingen als medicijnen te voorzien, en we bieden ze na hun vrijlating scholing en werk aan. Juist omdat we hun kinderen een toekomst geven, hebben zij ook weer iets om voor te leven.” Het leed van de kinderen en hun moeders raakt het echtpaar. Af en toe schieten Jan en Ellen vol bij hun verhaal, waarna de een de ander aanvult. “Als de kinderen bij ons komen, zijn ze ondervoed en ziek. Ze zitten onder de schurft en luizen en zijn vaak heel bang. Veel meisjes zijn misbruikt; dat is helaas geen uitzonderling in Thailand. We stoppen ze in bad en bidden direct met de kinderen. Na een paar dagen zie je ze al veranderen. Er gebeurt een Godswonder; een kind wordt weer kind. Ze getuigen er zelf ook van dat ze door het gebed weer helemaal blij worden. Het is prachtig om mee te maken.”
Mensenhandel
Het werk groeit – kinderen en moeders worden bereikt – maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Vooral financieel gezien, is het elke keer weer spannend. In Thailand is corruptie niet ongebruikelijk en het is verleidelijk om mensen geld toe te stoppen om zaken sneller voor elkaar te krijgen. Toch kiezen Jan en Ellen daar niet voor. “Giftgevers geven het geld voor de kinderen. Bovendien merken we dat God elke keer weer op een wonderlijke manier voorziet, al gaat dat soms anders dan wij voor ogen hadden.” Ook vanuit christelijke hoek komen er soms bedenkelijke oplossingen voor financiële problemen. Zo steunde een grote christelijke sponsor uit Amerika het paar met een som geld en bood aan dit bedrag te verhogen, op voorwaarde dat zij alle kinderen ter adoptie konden aanbieden. Ordinaire mensenhandel dus, maar dan met een christelijk sausje. Achter hun rug om bezochten medewerkers van deze sponsor de gevangenis en boden een moeder geld om haar kind af te staan. Jan spreekt er voorzichtig over – hij wil geen mensen beschadigen – maar het heeft hem diep geraakt. “We zouden per kind 5000 dollar kunnen krijgen. We hebben er een advocaat op gezet en alle gevangenissen en het ministerie van Justitie aangeschreven wat hier gaande was. Dit past niet in onze visie. Onze opdracht is om moeders en kinderen bij elkaar te houden en ze samen een beter leven te geven. We hebben alle contact met deze mensen verbroken, maar het is iets wat je zeker raakt en wat je een plek moet geven. Consequentie van deze keuze is uiteraard het wegvallen van de financiële steun.”
Loslaten
Jasper zit naast zijn ouders en luistert aandachtig. Af en toe knikt hij instemmend. Hij vindt het heerlijk dat zijn ouders terug zijn voor een periode van verlof, maar snapt ook dat ze moesten gaan. “Ik moest mijn moeder loslaten, en mijn moeder mij. Het bijzondere is dat ik deze keer met ze meega naar Thailand.” Ellen knikt: “Jasper wil graag iets gaan betekenen voor de gehandicapten in Thailand. Daarom gaat hij voor drie maanden mee om te kijken wat er mogelijk is.”
“Kleingelovige,” zegt Jasper gekscherend tegen zijn moeder als zij zich afvraagt of ze ooit in de gevangenis zullen mogen filmen om een documentaire van hun werk te maken. Hij heeft er vertrouwen en zin in. Straks vliegen ze met z’n allen terug naar Thailand. Daar is het hele gezin weer compleet.
Anong met haar dochters
Anong zat in de gevangenis van Thoeng. Jan en Ellen vingen haar dochters Melai (10) en Ampha (8) op, dus na haar vrijlating kwam ze bij het opvanghuis terecht. Jan: “Ze durfde nog geen meter te lopen zonder onze toestemming. Dat was haar in de gevangenis aangeleerd. Heel langzaam wende ze eraan dat ze zelf naar de wc mocht zonder het te vragen. Ze kwam tot bekering en is gedoopt. Inmiddels woont ze samen met haar kinderen in een eigen huisje en werkt ze in ons huis. Dat is de kroon op je werk.”
Nong Mai
Niet alle verhalen hebben een happy end. Toen de moeder van Nong Mai vrijkwam, wilde ze haar dochter bij Jan en Ellen in huis laten. Jan en Ellen spraken uitgebreid met haar over de mogelijkheden om een nieuw leven op te bouwen. Ze verbleef een tijdje in het huis, maar wilde haar kind toch niet meenemen. Jan: “Ze koos ervoor opnieuw te beginnen met een nieuwe man. Bij hem zou ze dan wel een ‘nieuw’ kind ‘maken’. Heel droevig. Wij moesten dit aan haar dochter uitleggen. Die was uiteindelijk blij dat ze mocht blijven, maar toch bidden wij nog steeds om herstel en bekering.”